2004


PHC meetings Arusha Tanzania
1 – 8 May 2004
Combined meeting Weekend of TROPICAL PATHOLOGY · STD’s · AIDS · Cervical & breast Cancer

PHC Cursus Tropische SOA’s/AIDSPalliatieve zorg, Kleine Chirurgische ingrepen voor de Huisarts

Seminar Arusha Tanzania
30 okt – 5 november 2004 Ultrasound Pathology and practical teaching: · -obstetrics · -gynaecology · -general practice

PHC cursus Tropische Infectieziekten en Reizigersadvies
Arusha Tanzania, 30 okt – 5 november 2004

Verslag Nascholen in Tanzania, verslag van Hans Veeken Hans Veeken is huisarts en werkte van 85-88 in Tanzania/Kenya voor Memisa. De periode erna was hij 10 jaar werkzaam als adviseur bij Artsen zonder Grenzen. Dit jaar nam hij deel aan de cursus in Arusha. Hieronder zijn impressie die begint in het vliegtuig. “Jongen, Afrika weer eens bezoeken, als je er jaren niet geweest bent, is niet alleen maar leuk hoor! Het zet je enorm aan het denken, dat was bij mij tenminste het geval”. Mijn collega kijkt me wat wantrouwend aan, alsof hij denkt, je komt er nog wel achter man. Het klinkt inderdaad als een gemeenplaats en ik mompel een nietszeggend: “Hoezo”? “Nou, bij mij was dat het geval”, gaat hij verder. “Wij zijn vorig jaar teruggeweest naar ons oude ziekenhuisje, het functioneert nauwelijks meer, lege zalen, dokters weggetrokken. Echt treurig om te zien. De jongen die wie min of meer geadopteerd hadden, wij betaalden zijn school, had weliswaar zijn diploma op zak, maar zat te niksen onder de boom. Er is geen werk, hij neemt geen enkel initiatief. Wij sliepen in een ruimte vlak naast de kinderafdeling, je hoorde de babies huilen. Ik had een tas vol malariaprofylaxe, malarone voor twee euro per tabletje, maar hield ze toch bij mij als profylaxe voor mijn eigen kinderen, terwijl ik er verschillende kleintjes mee had kunnen helpen of zelfs redden. Je voelt je daar echt niet tof bij, dan lig je ‘s nachts te piekeren hoor. Nee een beetje een desillusie was het wel. Wel het land verder doorkruist en veel bekende gezien. Indrukwekkend op veel vlakken, maar denk niet dat het je koud laat. Nou , laat ik je niet teveel vermoeien met mijn muizenissen…” Op het vliegveld van Arusha wordt ik meteen door een kruier aangesproken: “heeft U niet iets om weg te geven” ? Mijn eerste reactie is toch: “ik ken U niet, waarom zou ik U iets geven”? Blijkbaar ben ik inderdaad te lang weggeweest, want iedereen die langer in Afrika is zal het verzoek zeker begrijpen. Het busje schiet al door de tropennacht. “Waarom rijden de auto´s die ons inhalen de andere kant op”?,  vraagt een medecursist. Ik moet even diep nadenken maar realiseer me dat men in Tanzania links rijdt en dat de cursiste niet meer helemaal wakker is. De volgende dag bij het ontbijt Afrika op zijn best. De kopjes zijn op. Alsof dit de eerste cursus is met 30 deelnemers denk je dan bij je zelf. Een van de cursisten staat al boterhammen te roosteren, de ober was kopjes gaan halen, maar kwam niet meer terug. De verhalen over berovingen gaan lustig over tafel. Het feit dat er iemand op de vorige cursus was beroofd midden op de dag doet alsnog veel stof opwaaien. Huiver en luister. De week voor onze aankomst was er een snelbusje uit Nairobi over de kop gegaan. Er zijn twee elkaar beconcurrerende maatschappijtjes op dit traject en die rijden om het hardst om elkaars klanten af te pakken. In het busje zaten ook twee Nederlanders. Ik had het inderdaad op het nieuws gehoord net voor mijn vertrek en hoopte maar dat mijn vrouw het niet zou horen. Dat geeft maar onnodige angst. Er waren vele doden gevallen en ogenblikkelijk waren er omstanders, volgens de overlevering kinderen uit het naburige dorpje, die aan het plunderen sloegen. Een Masai krijger zag dat gebeuren, vond het niet gepast om doden zo te onteren, greep een kind en sloeg met één houw het hoofd eraf. De plundering stopte. Aldus het verhaal. De cursus is inmiddels begonnen. De deelnemers zijn Tanzaniaanse en Nederlandse huisartsen. De onderwerpen zijn divers: koorts, maternale sterfte en AIDS. De Tanzaniaanse voordracht is niet te verstaan: te zacht en te bescheiden. Nee, dan die Hollanders die hebben geen moeite de zaal toe te schreeuwen. Er is niet veel veranderd in 20 jaar. De voordracht over AIDS is vooruitstrevend. De docent gaat voorlichting geven aan de Masai, een trots nomadenvolk dat zich weinig aantrekt van wijze lessen van anders denkenden. Toch zullen zij er ook aan moeten geloven: eerst met elkaar bespreken wat je zo al gaat doen, pas daarna de seksuele daad effectueren, zo verneem ik, is het plan. Het lijkt mij weinig werkbaar. Ik lees net een boek waarin beschreven word dat de Masai hoofdman in het openbaar de vrouw van zijn keuze (of de keuze van zijn stamgenoten, daar wil van af zijn) letterlijk bespringt. Copulatie volgt en is pas echt geslaagd als het geheel zo kort mogelijk duurt. Als bewijs van succes laat de vrouw het zaad op haar benen zien. Ik zie in dit bliksemgebeuren zo snel nog geen rol voor het condoom weggelegd. Op de valreep van de module verkondigt een Tanzaniaanse collega nog dat alle vrouwen die traditioneel helpen bij bevallingen maar beter verplicht moeten stoppen met hun activiteiten: ze doen meer kwaad dan goed. ‘s Avonds zit ik met twee Tanzanianen aan tafel. Ze werken in het districtziekenhuis en lossen alle problemen zelf op. Het zijn echte frontlijnwerkers. Samen trekken we alle sterke verhalen uit de doos: verhaakte tweelingen, een siamees, bloed dat van het plafond druipt. De volgende dag met het busje naar Tarangire. Oeps, halverwege komt er rook uit de motor. We houden het er maar op dat Peter dit als locale folklore expres heeft ingebracht. Geen probleem, de chauffeur trekt zijn mobieltje en verzekert ons dat er over tien minuten een andere wagen komt. Ik waag het dit te betwijfelen. Hoe zou dat immers kunnen? Na tien minuten komt er echter een leeg busje aanrijden. De chauffeur heeft zijn passagiers, de andere leden van onze groep, in een koffiehuis langs de weg achtergelaten en haalt ons nu op, om ons genoeglijk bij onze compagnons in dit koffiehuis te voegen. De reparatie van ons busje zal verder vanuit Arusha gebeuren. We rijden verder naar de lodge die middenin het Tarangire park ligt. Plots stopt de chauffeur en wijst naar een boom. Achteloos ligt er een luipaard op een tak. Hij ligt zo roerloos dat ik meen dat het een grote knuffel is die er voor de toeristen is in gehangen, hoe kon de chauffeur het anders zo snel gezien hebben, het betrof zo goed als zeker een vaste boom waar de chauffeur naar wijst. Fotos met telelenzen laten me echter zien dat het een echt luipaard is. De cursus gaat verder met diarree en reizigersadvisering. Er wordt voorspeld dat de helft van de gasten morgen diarree zal hebben. Heeft iedereen toch de cyproxin mee, dat aan patiënten wordt ontraden? Nee, denkt iedereen, in een groep van 30 dokters nemen de anderen dat wel mee. Ik zie twee cursisten vechten tegen de slaap. Dat gaan ze niet winnen en na een laatste knik van de nek voorover blijven hun kinnen op de borst rusten. We krijgen na afloop de optie, of zwemmen of op game drive. Iedereen stapt in de busjes. Een olifant langs de weg, en nog één, en nog een kleintje erbij. We rijden langs de groep, stoppen en schieten een honderdtal foto´s (met de groep, dat wel). De bull heeft het echter niet op ons begrepen, zwaait zich om, wappert met de oren, en maakt een uitdagende bodyshake. De chauffeur is alert, geeft gas en… de motor slaat af. Hoe hij het doet, weet ik niet, maar binnen een seconde heeft hij hem weer aan de praat. We blubberen met een hikkende motor het heuveltje af. De olifant rent, zo te zien pro forma, nog wat achter ons aan. “Oef”, zei de chauffeur, “hij stond in zijn tweede versnelling, dat gebeurt mij nooit”. Die nacht wordt ik wakker van lawaai, ik denk: een rat. Ik kijk uit het raam en op 5 meter afstand staat een olifant wat stenen omver te wroeten. Ik kijk de olifant indringend aan en hij schuifelt naar de buren. Die nacht hoor ik nog leeuwen brullen, zo dicht bij dat ik liever niet weer ga kijken. De volgende dag krijg ik door dat het de toilet van de buren is geweest.Met een ontbijt box op schoot rijden we in alle vroegte naar de volgende lodge. Bij de ontbijtplaats staan de aapjes al in gelid klaar. Die zitten er niet voor niets, de onervaren reiziger echter is vertederd door de aapjes en binnen een minuut vliegt de eerste aap er met een lunchbox vandoor. De andere cursisten zijn gewaarschuwd. Het tented camp is indrukwekkend van schoonheid. Vanaf de rand van de escarpment kijk je naar vee dat gaat drinken. een vlakte van kilometers strekt je voor je ogen uit. De cursus gaat nu over tropische aandoeningen, een veelvoud aan ziektes met symptomen koorts en gewichtsverlies wordt ontrafeld. Het geheel wordt afgesloten met een klinische casus overgenomen uit het NTvG. s´Avonds horen we het nieuws van de moord van van Gogh. Iemand heeft een sms je gekregen. De groep is geschokt en verslagen rollen we te bed Weer op weg naar Arusha worden we direct langs een toeristenwinkeltje aan de kant van de weg geloodst, de chauffeur krijgt er commissie. De cursisten slaan hun slag, het is het enige rustpunt van de cursus om wat te kopen voor het thuisfront. Uit ervaring weet ik intussen dat het ter plaatse, als het in gelederen is opgesteld, allemaal rommel lijkt, maar dat familie en vrienden het toch leuk vinden om te krijgen. Ik beperk me tot een sla-couvert. Iets dat de Masai niet kennen maar wel willen maken voor de verkoop. De laatste twee dagen van de week zijn vrij en we verblijven bij de mount Meru. Vanuit mijn hut loop je zo het wildpark in, dit onder begeleiding van een man met geweer. We zien buffels, olifantendroppings en ontelbare giraffen. Bij doorvragen blijkt de man dan wel een geweer te hebben, maar geen kogels. Als mijn tellen in kiswahili nog klopt heeft hij in geen 20 jaar (ischirini) ooit geschoten. Vanaf de berg kunnen de liefhebbers weer sms-en. Het geheel wordt afgrond met de momella meertjes. Duizenden flamingos, het meer kleurt roze, een kabaal van je welste, maar de schoonheid is adembenemend. Je kunt hier de hele dag blijven, en het is absurd dat je er zo dicht bij met de auto kunt komen. De volgende dag verlaten we het gebied via de achterdeur. Peter weet een sluiproute door de dorpen. We zien de zelfde meertjes, maar nu van de andere kant en voelen de druk die de bewoners op het wildpark uitoefenen, ze eten letterlijk aan de randen van het Park. We bezoeken het Dutch Doctors Camp, een unieke locatie en uitvalbasis voor Peter’s maar ook andermans activiteiten. Het is indrukwekkend zoals dit project vorm gaat krijgen. Met weemoed neem ik na een week afscheid van Tanzania. Het lijkt wel drie weken geweest. Het land is wel wat verder dan 20 jaar terug, maar in essentie worstelt het met de zelfde problematiek. Geen witte die dat kan veranderen. Het hobbelt verder op eigen snelheid. Pleisters plakken, dát kunnen we als witten wel, en hoe.Het blijft een voorrecht in Tanzania gewerkt te hebben en het blijft een voorrecht het land weer eens te bezoeken, zo’n  menselijke warmte en zo’n rijkdom aan natuur. Iets waar het in Nederland node aan ontbreekt. “Peter, tot volgend jaar”.Hans Veeken, 12-11-2004, Arusha